Caroline van der Plas ontzettend openhartig: ‘Daar ben ik heel erg bang voor’
In de podcast 30 MINUTEN RAUW van Ruud de Wild, vertelt Caroline van der Plas openhartig over het verlies van haar man…
In de podcast 30 MINUTEN RAUW van Ruud de Wild, vertelt Caroline van der Plas openhartig over het verlies van haar man Jan.
Haar grote liefde Jan kwam in september 2019 te 0verlijden aan de gevolgen van alvleesklierknker. Echt afscheid van hem nemen durft Caroline niet.
Ze mist haar grote liefde nog iedere dag zo laat ze weten in gesprek met Ruud de Wild. Ze zou zo graag met Jan willen praten over de dre!gingen waar ze vandaag de dag mee te maken heeft.
‘Zijn leven zou natuurlijk ook enorm veranderd zijn. Daar zou ik het wel over willen hebben. Maar ook gewoon een uitlaatklep hè, als je leuke dingen meemaakt en als je vervelende dingen meemaakt.’
Caroline verlangt naar de kleine simpele dingen. ‘Hij was heel zorgzaam, had altijd een glaasje wijn klaarstaan als ik thuiskwam, of ‘s ochtends een kopje koffie of ontbijt.’
Ze onthult dat de urn van Jan nog altijd naast haar bed staat, afstand nemen hiervan is iets waar ze absoluut nog niet aan wil denken.
‘Ik denk op het moment dat ik 0verlijd, dat mijn as met zijn as ergens zal worden uitgestrooid. Maar niet tot ik 0verlijd.’
Van der Plas kijkt veel naar de foto’s waar Jan op staat. ‘Hij is altijd bij me.’ Het lukt haar alleen nog niet om de video’s die ze van haar man heeft af te spelen.
‘Daarom weet ik dat ik nog geen afscheid heb kunnen nemen van hem. Ik heb sinds zijn dood geen een videobeeld van hem, waarop hij te horen of te zien is, gezien.
Die heb ik wel natuurlijk, van vakanties en zo, maar ik kan die niet terugkijken. Daar ben ik heel erg bang voor.’
Caroline geeft toe dat ze de angst heeft dat ze in een ‘enorm grote, diepe treurnis’ valt als ze deze beelden wel bekijkt. ‘Ik durf het gewoon niet.
Het is niet dat ik hem nooit meer wil zien, ik hoor hem vaak in m’n hoofd, ik hoor z’n stem ook nog in m’n hoofd, maar terugkijken? Ik weet niet hoelang het nog gaat duren voor ik het wel durf.’